Hoe maak je een realistischer baanplan?
Soms zie ik modelspoorbanen die er vooral uitzien als spaghetti: een trein die als een dolle rondjes rijdt en weer eindigt waar hij begonnen is. Wellicht leuk om naar te kijken, maar niet echt hoe een échte spoorlijn werkt. Een echte trein heeft namelijk een doel: van A naar B rijden om bijvoorbeeld goederen te vervoeren, misschien stoppen bij een paar bedrijven onderweg, dat soort dingen.
Ook rijden ze geen rondjes om rondjes te rijden, want in het echt heeft iedere rit heeft een doel. Mensen brengen van A naar B of goederen brengen van A naar B naar C. Geen trein rijdt er in het echt van A naar A….
Als je daar een beetje over nadenkt hoe (en vooral waarom) het zo gaat in het echt, kun je dat ook nabootsen om je modelbaan realistischer te maken.

De eerste tip die we je mee willen geven is:
Denk functioneel, niet overdadig.
In het echt willen commerciële spoorbedrijven vooral één ding: winst maken. En dat betekent zo min mogelijk spoor aanleggen, zo min mogelijk wissels gebruiken en toch je doel bereiken. Dus waarom zou jij op je modelbaan dan wel veel rails leggen op je baan als dat niet nodig is? Je hoeft geen dubbele sporen te leggen, tenzij je meerdere treinen tegelijk wilt laten rijden. Heel vaak is een enkel spoor met een passeerspoor genoeg. Zo kunnen twee treinen elkaar toch kruisen.


En dat passeerspoor kun je meteen ook gebruiken als omloopspoor, waarmee je de locomotief naar de andere kant van de trein samenstelling kunt laten “omlopen”. Handig als je ergens bent waar je weer naar in andere richting wil vertrekken. Als je functioneel denkt bij het bouwen van je baanplan, bespaart je dat, net als in het echt ook een hoop wissels. En wissels (inclusief de aandrijving ervan) kosten geld. Ieder wissel minder scheelt geld, en scheelt ook weer kans op ontsporingen. Nu we het daar toch over hebben:
Houd het simpel
Soms zie ik plannen waarbij er veel te veel wissels en sporen liggen bij één klein bedrijfje. Maar kijk eens naar (bijvoorbeeld) een echte tankwagenfaciliteit bij een klein fabriekje: maar twee sporen, plek voor drie wagens per spoor en klaar. Geen overbodige toeters en bellen. Het omloopspoor (als ze die al hebben) kan zelfs kilometers verderop liggen als dat beter uit komt voor de fabriek. Dus je omloopspoor kan ook prima “buiten het zicht” liggen op je modelbaan en niet bij de fabriek zelf. Dat voorkomt spaghetti bij de fabriek.
Maar…. Als je dan een omloopspoor maakt, leg er dan wel een stukje recht spoor in. Koppelen op een bocht is namelijk écht lastig en gebeurt in het echt ook niet. Ook in model niet aan te raden, dus zorg voor een stukje recht spoor waar je de wagens wilt aan- of afkoppelen:


Geef je trein een doel
Een rondje rijden is leuk, maar… waar gaat je trein eigenlijk heen? Waar komt die wagon vandaan? Dat is het leuke van een realistische baan: iedere treinbeweging heeft een doel en het doel is niet simpelweg een rondje te rijden of kriskras maar ergens heen te gaan. Als iedere trein een doel heeft, dat geeft het gevoel dat je trein een missie heeft, een bestemming buiten jouw modelwereld.
Bijvoorbeeld: een goederenwagon wordt opgehaald bij een klant op een kort lijntje, naar de aansluiting met een grote spoorlijn gebracht, en daar opgepikt door een andere langere trein. Die neemt ’m dan mee naar een rangeerterrein of zelfs naar een andere stad. En zo heb je ineens wel een logisch verhaal in je baan.
Hou het leuk en overzichtelijk
Begin met een simpele baan: één doorlopend spoor, een paar industrieën, en een aansluiting met een ‘andere’ spoorlijn die buiten je zicht ligt. Wil je iets meer uitdaging? Breid uit met een klein(!) rangeerterrein en blijf denken aan de functie van elk(!) stukje spoor. Een groot station heeft een grote stad nodig. Een groot station bij een klein dorpje gaat je uiteindelijk tegenstaan. Bij een groot station hoort ook een grote werkplaats voor je locs, maar heb je daar dan ruimte voor? Wellicht is het toch veel leuker om wel een fabriekje neer te zetten met realistische sporen en dat station te niet te plaatsen….?
Misschien wil je een loods bouwen of een tunnel toevoegen? Kan allemaal. Zolang je het maar logisch houdt. In Nederland zijn er geen bergen met grote tunnels, in een stad is geen weiland met koeien en als er koeien zijn willen ze graag een weiland en geen klein tuintje. En probeer te voorkomen dat je industrie kilometers verwijderd ligt van de hoofdlijn. In het echt liggen bedrijven meestal gewoon vlak bij het spoor, want spoor kost geld, dus ligt de fabriek aan het spoor, zonder lange stukken “niets” tussen de hoofdlijn en de fabriek.
Je hoeft niet alles te zien, integendeel!
Net als in het echt, zie je een trein niet overal in het zicht rijden. Een trein zie je in het echt maar heel kort, daarna is hij weer uit het zicht en is het maar weer wachten tot die weer ergens in het zicht komt. Oftewel, laat je trein verdwijnen. En hoe meer, hoe beter. Laat hem verdwijnen achter bomen, een muur, berg, stadsmuur, tunnels, half reliëf huisjes en fabrieken, weg met die trein. Hoe minder je hem ziet.. hoe meer hij positief opvalt als die weer in het zicht komt.
Voorbeelden:
We beginnen met dit voorbeeld: Daar worden we niet vrolijk van.

Maar.. stel nou… we maken één inhaalspoortje:

Nog steeds niet spannend. Wel hebben we netjes die rechte stukjes spoor erin gelegd voor de uithaal / inhaalspoortjes, zodat we daar kunnen koppelen en ontkoppelen. Nu één stukje verder: één stukje spoor erbij voor een houtfabriek waar je boomstammen kunt laden en lossen die daar gezaagd moeten worden tot planken. Nu ineens heeft de trein een doel om heen te rijden in plaats van dom rondjes te rijden.

En stel nou… we leggen de bochten aan de linkerkant in het bos, (waar die bomen worden gezaagd), de bomen nemen ook het complete zicht weg van die bochten, dus de trein is dan echt even “uit zicht”…

En dan… dan ineens is het, met een paar simpele stappen, een meer volwassen baanplan. Nog steeds geen spaghetti, de locomotief kan even verdwijnen uit het zicht als die in het bos de bomen gaat halen, de trein heeft een doel (bomen halen uit het bos en naar een zagerij brengen, en je kunt “omlopen” uit het zicht, zodat je trein “ineens” van de andere kant kan komen.

En ook past het kleine oppervlak bij het kleine thema wat we hebben. Een kleine zagerij, een echt bos (en niet een paar losse boompjes, ruimte zat om de zagerij verder uit te breiden met parkeerplaatsen, werkplaatsen en een weg erheen, ruimte voldoende om het een soort van realistisch te krijgen en toch voldoende “spel” ruimte om te rangeren op een kleine plaat.
Er zijn online genoeg leuke voorbeelden te vinden en te verzinnen, maar hoe simpeler hoe mooier en beter het eindresultaat. Spaghetti lijkt lekker en leuk, maar als je iedere dag naar de spaghetti zit te kijken… is dat op de lange termijn vaak de dood in de pot.
Tot slot
Op een kleine baan horen kleine locomotiefjes en korte rijtuigen. Waarom? Niets is zo lelijk als een locomotief die een te lange trein door een bocht heen trekt, waarbij de achterkant van de trein de bocht nog niet in is gereden, terwijl de kop van de trein al aan de andere kant de bocht weer uit komt… Dan lijkt het optisch zo dat de trein zijn eigen kont kust. 🙁 Oftewel: kleine baan, kleine treinen, grote baan, grote treinen en grote stations en gebouwen. Klein hoort bij klein, groot kan alleen bij groot. En als je nog niet weet wat je wilt: hou het klein. Hoe kleiner, hoe beter, hoe knusser, hoe leuker op langere termijn.
Succes met bouwen, en houd het leuk én realistisch!